Pannenkoeken voor mijn zoon

 

Er was eens een man die goed kon koken.

Elke dag was hij in de keuken bezig om er weer wat lekkers van te maken. Maar op een dag was zijn beslagpan kwijt.

Hij raakte in paniek en vroeg zich af hoe hij ooit in vredesnaam van die lekkere pannenkoeken kon maken, waar hij juist op die dag, zo’n zin in had.

,,Hoe moet dit nu?” verzuchtte de man, terwijl hij met zijn handen verstrikt zat in zijn haar.

Ik wilde juist op deze speciale dag, van die heerlijke pannenkoeken bakken… voor mijn enige zoon die op bezoek komt. ,,Hij komt er straks aan… en ik heb nog geeneens de ingrediënten bij elkaar kunnen mengen, laat staan dat ze al op het vuur staan’’

De man raakte behoorlijk in paniek.

,,Wat moet ik nu, wat moet ik nu?’’

 

(Want weetje, zijn zoon was alles voor die man; hij had zijn zoon zo ontzettend lief, dat hij er alles voor over had om hem te verwennen, als hij weer terug naar huis kwam.)

 

En zo ging het een tijdje door… en ondertussen krioelden zijn vingers door zijn haar, waarbij zijn haar in alle richtingen ging staan, behalve in de richting van de beslagpan. Want ja, de beslagpan, daar ging het om. Waar was die mooie maar oh-zo belangrijke beslagpan gebleven?

Hij had alle kastjes goed geïnspecteerd en had zelfs zijn hele familie gebeld om te vragen of ze mee wilden denken waar de beslagpan gebleven kon zijn. Maar hij had nog geen reacties gekregen.Toen dacht de man bij zichzelf; weetje het is dan wel enorm vervelend dat ik de beslagpan kwijt ben, maar ik ga er ervoor zorgen dat mijn zoon wat lekkers krijgt als hij straks thuis komt.

 

En zo begon hij aan zijn nieuwe plan.

Hij pakte een lepel, zo’n grote soeplepel, en goot er heel voorzichtig een beetje melk in. Toen hij dit gedaan had, pakte hij de suiker en sprenkelde een beetje suiker in de lepel. Zo deed hij dit ook met het bloem, het zout en met de eieren. Ja, de eieren waren wat lastiger, maar hij slaagde erin om toch voldoende ei in de lepel te krijgen. Toen dit gelukt was, roerde hij voorzichtig in het mengsel totdat het een mooi pannenkoekenbeslag was geworden.

De man maakte een grote sprong van vreugde, nadat hij zijn eerste beslag in de koekenpan had geschept. ,,Oh wat fijn dat het toch nog gelukt is! Het worden dan misschien niet zulke grote pannenkoeken, maar ze zijn wel precies zo gemaakt, zoals ik dat gewild heb’’.

En zo maakte de man, lepel voor lepel, uiteindelijk alle pannenkoeken die hij voor zoon zo graag had willen maken.

 

Juist op het moment waarop hij klaar was met zijn laatste pannenkoek, werd er aangeklopt.

,,Ja, wie is dat?” riep de man… ,,ben jij het zoon?”

Maar het bleef eerst even stil.

Toen ging de deur zachtjes open, stukje voor stukje, en kwam er langzaam een brancard binnenrijden. Op de brancard lag de zoon van de man… en hij zag er niet best uit.

,,Wat heb jij gedaan?” vroeg de vader met grote ogen. ,,Wat is er gebeurd?” … Ik schrik me rot!

,,Ja” zei de zoon, het was niet handig wat er onderweg gebeurd is. ,,Ik stond op het punt om de straat over te steken, naar uw huis, toen een grote vrachtwagen zomaar plotseling aankwam rijden. En u weet dat ik niet zo goed kan lopen, dus ik was te laat om weg te springen. Dus ik ben aangereden.”

Juist ja, dacht de vader, wat nu?

Wat moeten we nu doen? Want hij had zo graag een feestmaal willen hebben met zijn zoon, maar hij zag ook wel in dat het nu lastig werd. Want ja, zijn zoon lag in een brancard, en de ambulance verplegers, stonden er ook nog bij.

Weet je, dacht hij… ik weet wat, ik ga met mijn zoon mee, naar het ziekenhuis en dan neem ik alle pannenkoeken mee die ik gebakken heb.

 

Zo gezegd, zo gedaan. De man, zijn zoon op de brancard, en een grote tas met pannenkoeken maakten een reis naar het ziekenhuis. Gelukkig kwam nu wel iedereen, zonder kleerscheuren aan. Toen de deur van de ambulance werd geopend, kwam er als eerste de heerlijke geur van de pannenkoeken uit de ambulance, gevolgd door zoon en zijn vader. Ze liepen met z’n allen naar binnen, en na wat overleg met het ziekenhuispersoneel werd er al gauw een kleine, maar gezellige kamer gevonden waar de vader en zijn zoon naar toe konden gaan. Toen alles medisch onderzocht was en behandeld, waren ze weer samen.

De vader en zijn zo geliefde zoon.

,,Ja zoon, het is wat anders gelopen zoals we allebei hadden gehoopt… Maar we zijn er gelukkig wel samen, jij en ik.”

,,Ja vader, dat is zo. Het is zeker anders gelopen zoals we gehoopt hadden, maar niemand kan ons nu tegenhouden, want we hebben elkaar weer gevonden. En daar gaat het om!”

 

,,Er is iets wat ik je graag wil geven, zoon” sprak de vader.

De vader pakte de grote tas met pannenkoeken, en nam de bovenste pannenkoek van de stapel.

,,Deze pannenkoek is voor jou, zoon. Ik heb deze speciaal gemaakt voor jou.

Het was de eerste pannenkoek, en hij is bijzonder goed gelukt.

Glimlachend keek de vader toe, hoe zijn zoon de eerste pannenkoek aannam. Er stond namelijk, met stroop op geschreven; welkom thuis zoon, je mag komen zoals je bent.

 

En vertelde de vader tegen zijn zoon;

 

,,Ik hou van je, ook al kun je dat nu nog niet helemaal beseffen. Maar wacht maar af totdat alle pannenkoeken op zijn. Want op elke pannenkoek, heb ik speciaal voor jou een boodschap geschreven…”